Linnenwevers

Specifieke ambachten, met name in Roermond en Maastricht Algemene informatie ambachten (gilden)
Gewandmakers Dekenwevers Linnenwevers Hoedenmakers Kleermakers Knopenmakers Schoenmakers
Pelsers
Witmakers
Smeden Goudsmeden
Schilders
Glasmakers
Metselaars
Leiendekkers
Timmerlieden
Schrijnwerkers
Kuipers
Rademakers
Korvers
Wanmakers
Pruikenmakers
Levensmiddelen Molenaars Brouwers Bakkers Kremers Schippers
Huurvaarders
Kooldragers

Deze gevelsteen past niet helemaal bij dit beroep, omdat het niet gaat om het weven met behulp van wollen draden, maar met hennepvezels. Boven de zij-ingang van een bedrijfspand herinnert dit fraaie houten gevelbord aan de tijd dat Krommenie het hart van de weverijnijverheid was en 75% van de Nederlandse zeildoekproductie hier vandaan kwam. Dit gevelbord geeft een mooi gedetailleerd rustig beeld met rijk geklede mannen en rollen zeildoek die van producent naar afnemer gaan. Honderden wevers werkten van 's morgens 5 uur tot 's avonds laat om wekelijks één rol zeildoek, met als belangrijkste grondstof hennep, van ongeveer 33 meter te maken. Deze lengte van het doek was voor bijvoorbeeld de scheepvaart en visserij weer goed toepasbaar. De zeildoek- opkopers en doorverkopers werden rolreders of rollecoopers genoemd. De grootste bloeitijd van de zeildoekfabricage lag voor 1730, daarna zien we een neergaande lijn.

St. Catharina was de patroonheilige van de linnenwevers. In Roermond hadden ze een gedeeld altaar: Catharina en Laurentius. Later is dit altaar overgebracht op dat van Sint Maria Magdalena. De gaffel was in een huis bij de Nielderpoort.
Net als de dekenwevers waren ook soms de linnenwevers tot een apart ambacht, los van dat van de gewandmakers, verenigd. In Roermond is een eerste statuut uit 1540 teruggevonden. Hierin staat bijv. dat de laatst toegelatene in processies de kaars of toorts moet dragen. Meesters dienden in het bezit te zijn van een harnas en een geweer. In 1694 werd bepaald dat het meesterstuk diende te bestaan uit "een camp slaen van een 12 op 5 1/2 vierdel" Het moest op de gaffel zelf vervaardigd worden met slechts de hulp van een jongen of meisje of de vrouw van de kandidaatmeester. Als je meester wilde worden in het "pellen of gebiltwerck" moest je "eene servetten acht met eene bloeme" maken. Ook dit ambt loopt snel terug. In 1765 is er nog maar een linnenwever in Roermond, in 1798 worden er 11 geteld.

 Ziet u slechts 1 pagina?
klik hier voor de volledige website
"Voorouders uit Midden-Limburg"