Maasniel, Asenray en Leeuwen

Enkele van mijn directe voorouders komen uit Maasniel en Asenray, dorpjes iets ten Noorden en N.O van Roermond en tegenwoordig onderdeel van de stad Roermond. Deze voorouders leefden daar in de 17e en 18e eeuw. Samen met Leeuwen en nog enkele andere dorpen had dit gebied een enigszins eigen status. Kerkelijk gezien hoorde het bij het bisdom Luik, in tegenstelling tot Roermond, vlak ten zuiden, of Swalmen, vlak ten noorden van de dorpen. Die hoorden allemaal sinds 1584 bij het bisdom Roermond. Maar ook wereldlijk was het gebied een uitzondering: het hoorde bij de heerlijkheid Dalenbroeck, met als centrum kasteel Dalenbroeck in Herkenbosch. Herkenbosch hoorde bij Gulick, terwijl bovenstaande dorpen souverein bij Gelre hoorden. Kortom, een enigszins onoverzichtelijke warboel. Het kwam voor dat mensen om de kerkelijke regels van het bisdom Roermond te omzeilen gingen trouwen in Maasniel. Hiervan zijn voorbeelden te vinden in het officialaat van het Bisdom Roermond. Dan waren er ook nog andere bijzondere banden met Roermond. Niet alleen lag Maasniel er vlak tegen aan, waardoor in oorlogsomstandigheden hier de eerste klappen vielen, maar een groot deel van de boerderijen en landerijen was eigendom van een van de talrijke kloosters van Roermond. Deze boerderijen werden bestuurd door halfmannen, die veel met deze kloosters te maken hadden. Asenray grensde verder nog aan Swalmen en aan Elmpt. Deze laatste plaats hoort nu bij Duitsland maar was toen ook nog onderdeel van eerst Spaans, later Oostenrijks Gelre, evenals Roermond en Swalmen. We bevinden ons dus in een grensgebied van allerlei overheden. De mensen hadden daar in het algemeen lak aan. Als je op de diverse verhalen moet afgaan die er in de diverse akten staan beschreven uit die tijd, dan was het een zeer eigenzinnig volkje, welk niet zomaar gedwee alles deed wat door de kerkelijke of wereldlijke overheid werd voorgeschreven. Er staan diverse voorbeelden van boeren die een diepgaand conflict met de pastoor hadden, over geestelijke of wereldlijke zaken. En de gemeenschapszin was groot, groter dan het ontzag voor de hogere overheid. De lagere overheid, schepenen bijv., waren mensen van het volk. Dit waren meestal de wat meer aanzienlijke boeren.

Als we kijken naar de landschappelijke ontwikkeling in deze eeuwen dan vallen een aantal dingen op. Om te beginnen was er een enorme ontbossing. Tussen Maasniel en Swalmen was vroeger bijv. een groot bos, daar was in 1682 nog slechts 40 bunder, maar niet zo heel veel later niets meer van over. De ontginning vond met name plaats in de 17e eeuw. Het hout was met name nodig voor de batten aan de maas, om de nieuwe aanwas te beschermen. Verder kenmerkte het gebied zich door grote hoeveelheden fruitbomen. De huizen in het dorp Maasniel lagen ruim uit elkaar, met erf en boomgaard en vaak omgeven door een meidoornhaag. De huizen waren van vakwerk en hadden daken van stro. Eind 17e eeuw moesten veel boomgaarden wijken voor nieuwbouw. In 1628 waren er 23 huizen, een eeuw later 53 huizen in het dorp. De ontbossing gebeurde allereerst om bij de klei en bij de turf te kunnen komen die rijkelijk in de bodem aanwezig was: zeer grote gebieden werden ontturfd of er werd leem gegraven. In de loop van de 18e eeuw was er vrijwel geen turf meer in het gebied te bekennen en moest er voortdurend met karren turf gehaald worden in Meyel (Peel). De leem werd gebruikt om aardenwerk, vooral pannen te bakken en om de vakwerkhuizen mee te bestrijken. Het grootste deel van de pannen van de huizen in Roermond, waar elk huis verplicht een pannendak moest hebben na de laatste brand in 1665, is gemaakt van pannen die gebakken zijn in Maasniel. Het turf steken en de leemkuilen hadden tot gevolg dat het gebied drassig werd. Om dit te beheersen werden er ontwateringsgreppels gegraven (leigraven). De leemkuilen werden meestal weer dichtgegooid nadat ze uitgeput waren. Vooral het Maalbroek is uitgebreid voor deze doeleinden gebruikt.

 Ziet u slechts 1 pagina?
klik hier voor de volledige website
"Voorouders uit Midden-Limburg"