Karl Kraus

Elias Canetti, geboren in 1905 in Bulgarije, verhuisde in 1924 naar Wenen en beschrijft zijn eerste kennismaking met Kraus op een voorleesavond in de "Grosse Konzerthaussaal": "De zaal was tot de laatste plaats uitverkocht. Bij binnenkomst was ik erg sceptisch. Maar mijn ingehouden ironische houding sloeg snel om in verbazing. Kraus werd met een zo krachtig applaus begroet als ik nog nooit had meegemaakt, zelfs niet bij concerten. Hij scheen er weinig notie van te nemen. Toen hij plaats nam en begon te spreken, deed zijn stem, die iets onnatuurlijks vibrerends had, me aan vertraagd gekraai denken. Maar die indruk verdween snel, want zijn stem veranderde meteen en bleef voortdurend veranderen, al heel spoedig verbaasde je je over de menigvuldigheid waartoe hij in staat was. De stilte in de zaal deed me aan dat van een concert denken. Maar van het begin af aan was het een stilte voor de storm. Al bij de eerste pointe, het was niet meer dan een toespeling, begon het publiek te lachen. En zo ging het de hele avond door, het publiek luisterde, lachte en werd compleet meegesleept."

Kraus was een taalpurist. Hij zei "dat hij nog de neiging had bij een brandend huis eerst een komma goed te plaatsen. Maar: als de komma goed had gestaan zou het huis trouwens niet zijn afgebrand." Beroemd zijn zijn aforismen, waarvan hij er honderden schreef. Hier enkele: