De separatistische beweging in Limburg in 1848.

Een van de artikelen van de acte opgesteld tijdens het Weense congres in 1815 was "De soevereine vorsten en vrije steden van Duitsland, omvattende in dit verdrag H.H.M.M. de keizer van Oostenrijk en de koning van Pruisen, voor zover hun bezittingen eertijds deel uitmakende van het Duitse rijk; de koning van Denemarken voor het hertogdom Holstein; de koning van Nederland voor het groothertogdom Luxemburg, vormen onder elkaar een voortdurend bondgenootschap, hetwelk de naam zal dragen van Duitse bond."

Zo was het in 1813 tot stand gekomen koninkrijk der Nederlanden slechts indirect (via Luxemburg) betrokken bij dit deel der beslissingen. Maar na de gebeurtenissen van 1830 werd Nederland hier nader bij betrokken. het Waalse deel van Luxemburg werd afgescheiden en kwam bij België. Dit deel hoorde dus eertijds bij de Duitse bond. De Duitse bond eiste compensatie. Eerst eiste men Maastricht op. Na bezwaar van Engeland en Nederland werd toen besloten heel Limburg, m.u.v. de vestingsteden Maastricht en Venlo, bij de Duitse bond te voegen. Zo hoorden zowel Limburg als Luxemburg, beiden onder gezag van koning Willem, tegelijk ook bij de Duitse bond. De contributie hiervoor werd betaald uit de Nederlandse staatskas. Het had overigens nog anders kunnen lopen. Toen in de dertiger jaren de kwestie betreffende Luxemburg hangende was, was de Prins van Oranje, de latere koning Willem II, in Londen met zijn twee zoons. De latere koningin Victoria was toen nog een 18-jarige prinses en men sprak van een aanstaand huwelijk van haar met prins Alexander der Nederlanden. Door dit huwelijk zou een vereniging van Hannover met Nederland plaats hebben, terwijl geheel Luxemburg en Limburg aan België zouden komen, zo was de bedoeling. Uiteindelijk viel de keus van Victoria op een andere gegadigde, Albert van Saxen-Coburg_Gotha, waarmee ook het afstaan van Limburg van de baan was!

Maar Limburg wordt dus officieel in het staatsstuk van 5 september 1839 als hertogdom van de Duitse bond opgenomen. De hertogelijke kroon werd gedragen door Willem I. Bij de kroning van Willem II lezen we o.a. "den nieuwen koning, die de Nederlandsche, Luxemburgsche en Limburgsche Kroonen heeft aanvaard." Het contingent manschappen dat Luxemburg tezamen met Limburg moest leveren bedroeg in 1841 ruim 2500 man, vanwie 1500 uit Limburg. De troepen bestonden uit soldaten van Nederlandse regimenten die van Limburgse geboorte waren, met uitzondering van inwoners van Venlo of Maastricht.

In 1848, terwijl het ook elders in Europa gistte, vond er een vrijheidsbeweging plaats in Duitsland, die begon vanuit Baden. De Duitse bond in Frankfurt werd bij elkaar geroepen. Toen er ook in Frankfurt oproer uitbrak en er zelfs enkele afgevaardigden werden vermoord, sloeg het oproer over naar de hele Rijnstreek. Ook in Limburg kwam er een opstand, die onmiddellijk door het Nederlandse leger werd onderdrukt. Afgevaardigden voor de Duitse bondsdag waren toen van Scherpenzeel en Schoenmaekers. In Limburg waren net een aantal misoogsten geweest en sinds 1839 waren de belastingen enorm gestegen. Ook werden stelselmatig Limburgers overgeslagen bij belangrijke landelijke benoemingen. Hoop was gevestigd op de nieuwe grondwet die eveneens in 1848 zou komen. Baron van Scherpenzeel begon intussen te ijveren voor een scheiding van Nederland. Daarnaast waren er geluiden om Limburg en Luxemburg geheel zelfstandig te maken, of juist aansluiting te zoeken bij België. De nieuwe Rotterdamsche courant wilde van Limburg af. Het journal du Limbourg welk te Maastricht verscheen wilde openlijk afscheiding en aansluiting bij Duitsland. Het Maastrichtse gemeentebestuur bleef trouw aan Nederland, maar elders in de stad ontstonden gevechten en werd er om afscheiding geroepen.

Limburg mocht twee deelnemers leveren voor het Duitse parlement, en de verkiezingen daarvoor hadden tot gevolg dat vooral degenen die los wilden komen van Nederland en zich volledig bij Duitsland wilden aansluiten de kans schoon zagen deze wens nu openlijk te kunnen etaleren. In het kamp van de separatisten waren twee tegenstrevers: baron van Scherpenzeel, die zich redelijk gematigd opstelde en vooral geen geweld voorstond, en de meer militante advocaat Guillon. De burgemeester van Roermond Petit nam een halfslachtige houding in. De officier van Justitie "de Willebois" trachtte in samenspraak met de Maastrichtse gouverneur de onrust in toom te houden en de separatistische geluiden te bedwingen. Baron van Scherpenzeel had als ideaal de afscheiding van Limburg en het samengaan van het Rijnland, Limburg en België als een unie binnen het groot-Duitse rijk.

Toen door de officier van justitie een onruststoker uit Thorn, Max Parren, werd opgepakt raakten de marechaussees slaags met de plaatselijke burgerwacht van Roermond. De hoedenmaker Heijnen voegde de plaatsvervangend officier Bloemarts in bijtende bewoordingen toe:
"Wat heb jij kerel hier te kommanderen, pak je weg, wie heeft jou hier geroepen, ik schijt op een officier van justitie, dat raakt je niet, strontkerel, wat hier gebeurt."
Zijn broer Joseph Heinen, kastelein van een societeit waar ook veel militairen kwamen, viel hem bij. Het zaakje dreigde zo uit de hand te lopen dat de officier met zijn manschappen zich uit de voeten maakte. Het gevolg was dat een aantal hoge heren vervolgens de sociëteit van Heinen boycotten. Tegelijk werd het garnizoen in de stad versterkt. Maar de separatisten kregen de daar op volgende maanden steeds meer aanhangers. Zelfs de plaatsvervangend officier Bloemarts begon separatistisch getinte uitspraken te doen, hetgeen uiteindelijk tot gevolg had dat hij bij Koninklijk besluit op 24 juni 1848 werd ontslagen.

Daarvoor waren echter eerst nog de verkiezingen. Alle niet armlastige mannelijke burgers boven 23 jaar zouden op 12 mei 12 kiesmannen mogen aanwijzen. (Roermond). Uiteindelijk zouden alle kiesmannen van district Roermond en die van district Valkenburg allebei een persoon mogen kiezen die naar de bondsdag zou worden afgevaardigd. Op de dag van de verkiezingen in Roermond zaten achter de tafel de burgemeester en twee raadslieden. Een van de separatisten ging naast hen zitten, en vier antiseparatisten gingen daar weer achter zitten. Blijkbaar was iedereen bang dat de stemming niet eerlijk zou verlopen. De separatisten wonnen met 60% tegen 40%. Ook in Valkenburg wonnen de separatisten. Zo werden de separatisten Baron van Scherpenzeel en L.A.M. Schoenmakers naar de bondsdag vertegenwoordigd.

19 juli 1848 wordt in deze bondsdag officieel besloten dat Limburg zich moet afscheiden van Nederland en toetreden tot Duitsland. Mei 1949 zou dit besluit moeten zijn uitgevoerd. Maar de Nederlandse regering werkte niet mee. Door interne verdeeldheid binnen de bondsdag werd uiteindelijk geen druk uitgeoefend. In 1866 was er een Duits-Oostenrijkse oorlog en bij het beëindigen hiervan viel de Duitse bond uiteen en hoorde Limburg officieel bij Nederland.

 Ziet u slechts 1 pagina?
klik hier voor de volledige website
"Voorouders uit Midden-Limburg"