34. Stadhuis

Voordat het stadhuis in 1664 als bestuurscentrum in gebruik werd genomen, was het bestuur op drie plaatsen in de stad gehuisvest: in het Dinghuis in de Kleine Staat, in de huizen De Lanscroon en De Liebaerd in de Grote Staat en in de Lakenhal die toen midden op de huidige markt stond. Dat laatste was een machtig stenen bouwwerk met een grote Belfort. Deze gebouwen waren allemaal bouwvallig aan het worden. Men besloot dus een nieuw stadhuis te bouwen dat de functies van de andere gebouwen kon overnemen.

In 1656 gaf de magistraat aan Pieter Post (1608 - 1669) uit Den Haag opdracht een tekening, een begroting en een houten maquette te maken voor een nieuw stadhuis. De kracht van Post's werk ligt vooral in het maatsysteem dat hij consequent hanteerde bij zijn ontwerpen. Post paste de renaissancistische maatsystemen toe zowel in de gevels als de plattegronden. Het gebouw zou oorspronkelijk midden op de markt gezet worden (als bijv. in Gouda). Daarom moest de Lakenhal, het Belfort, een gedeelte van de stadsmuur met daarin de Gevangenpoort en de Leugenpoort, en enkele huisjes op de Markt worden afgebroken. De stenen afkomstig van de Gevangenpoort werden voor het fundament van het nieuwe stadhuis gebruikt. De vier gevels zijn opgetrokken in Naamse steen, die uit de groeve van Seilles bij Namen in de Ardennen is gewonnen. In deze groeve zelf hieuwen de steenhouwers alle treden, pilasters en versieringen, zoals blijkt uit een verklaring die ze in 1662 hebben afgelegd.

Het stadhuis is een voorbeeld van de classicistische barok zoals die door Jacob van Campen in de Nederlanden werd geïntroduceerd. De kenmerken van deze stijl -geïnspireerd op Italiaanse voorbeelden van onder andere Palladio- zijn symmetrie en harmonie in opbouw en proporties. Hierbij werd gebruik gemaakt van klassieke architecturale elementen als kapitelen, pilaren en pilasters, frontons en friezen.

Als je de voorkant van het stadhuis bekijkt zie je een dubbele trap, een driehoekig fronton (waarop de stadsengel met het wapenschild met aan haar zijden Athene en Ares als goden van de oorlog) en een achthoekige klokkentoren. Deze kwam in 1684 gereed, twintig jaar later dan de rest van het gebouw. In de toren werd het carillon gehangen. Dit bestond uit 28 klokken vervaardigd door de befaamde Amsterdamse klokkengieter Pieter Hemony. De klokken regelden in de zeventiende en achttiende eeuw het stedelijk leven. Voor iedere gelegenheid was er een andere klok: de uurslag gaf de tijd aan, de banklok liet weten dat het stadsbestuur een nieuw besluit had genomen en de schandklok werd geluid wanneer een misdadiger werd veroordeeld in de rechtszaal in het stadhuis.

De binnenkant van het Stadhuis kun je niet als toevallige passant bezoeken. Er zijn veel waardevolle kunstwerken aanwezig.

 Ziet u slechts 1 pagina?
klik hier voor de volledige website
"Voorouders uit Midden-Limburg"