Grauwe zusters

De Grauwe Zusters vormen een kloosterorde die leeft volgens de derde regel van St. Franciscus en zich stort op het verzorgen van zieken en ongelukkigen.

Toen in 1670 de zusters van Calvariënberg zich verenigden met de zusters van St. Annadal stopten zij met het verplegen van zieken. Al bij de pestepidemie van 1664 waren enkele grauwzusters uit Hasselt komen helpen. De zusters van de Calvariënberg waren toen in Hoesselt. De Nederlanders wilden echter geen nieuw klooster. Toen in 1672 de pest weer veel slachtoffers maakte en in 1673 Lodewijk XIV de stad had ingenomen mochten de Grauwe Zusters zich alsnog in de stad vestigen. Voor 7400 gulden werd een huis gelegen naast de rivier de Jeker aangekocht om tot klooster te worden ingericht. Het klooster werd naderhand uitgebreid door toevoeging van twee aangrenzende huizen. Behalve met de verpleging van zieken hielden de zusters zich ook bezig met de verzorging van krankzinnigen. In 1705 werd er ook een kapel voltooid. Het klooster leefde van giften.

Bij de opheffing in 1796 moesten de tien zusters van dat moment vertrekken. Eerst werd het krankzinnigengesticht van de St. Antoniusstraat naar het klooster van de Grauwe Zusters verplaatst. In 1821 werd het gebouw aan het armenbestuur overgedragen, waarna het St. Servaasgasthuis bij het Vrijthof werd afgebroken. In 1847 werden de krankzinnigen overgebracht naar Calvariënberg. Ook daarna bleef het klooster van de Grauwe zusters functies hebben: eerst tot opvang van verlaten en hulpbehoevende jongeren, daarna tot opvoeding en verzorging van kinderen. Na 1881 werd het klooster ingericht tot woningen. De kapel werd atelier. Tegenwoordig is het Natuurhistorisch museum er in gevestigd.

Een afbeelding van het klooster zoals het er uitzag in 1750 kun je zien op de maquette in centre Céramique in Maastricht. (hier samen met het klooster van de sepulcrijnen) (Zie ook overzichtsopnamen van de maquette)

 Ziet u slechts 1 pagina?
klik hier voor de volledige website
"Voorouders uit Midden-Limburg"