1566, kroniek Roermond

Zie ook:
Beeldenstorm in Roermond.
Beschrijving Beeldenstorm Habets

Van 1562 tot 1637 is er een verslag van de stadskronikeur van Roermond bewaard gebleven. Dit verslag is eind 19e eeuw door Friedrich van Nettesheim gepubliceerd, waarbij hij de meest belangrijke dingen zijns inziens overneemt. Dit verslag is voor het grootste deel gebaseerd op slechts een handschrift. Door de grote tijdsspanne is het bijna onmogelijk dat dit inderdaad in die tijd door slechts een persoon is opgetekend. Waarschijnlijk heeft een persoon materiaal van een voorganger overgeschreven, of achteraf naar aanleiding van bijv. andere documenten in het archief, alsnog opgeschreven. Deze kroniek is in de 19e eeuw uitgebracht in boekvorm, daarnaast in twee delen gepubliceerd in de jaarboeken van "Publications de la Société Historique et archéologique dans le Duché de Limbourg" (1873, 1875)

Onderstaande kroniek over 1566, het jaar van de beeldenstorm, geeft aan hoe de kronikeur vooral bezig was met de grote lijnen. Er staat bijzonder weinig over Roermond, behalve de complete brief van Koning Philips II aan Roermond op het einde. Het is zeer waarschijnlijk dat alles uit deze periode dus pas veel later is opgetekend. Onderstaande tekst is gebaseerd op de oud-Nederlandse tekst zoals opgetekend door Nettesheim, door mij in modern Nederlands weergegeven.

1566

Dit jaar waren Dierick Heuft en Johann Bordels burgemeester.

Als reactie op de vorige publicatie heeft de prins van Oranje gezegd dat het concilie van Trente, de inquisitie en de plakkaten dienaangaande die de koning van Spanje heeft afgekondigd, een groot oproer in de Nederlanden tot gevolg zullen hebben. Niet zo lang daarna zei de Graaf van Megen (noot: stadhouder van Gelderland) , waarbij hij de graaf van Egmont vertegenwoordigde, dat niemand de prins van Oranje persoonlijk gesproken had, maar slechts de gewraakte brieven van de prins aanbood aan de landvoogdes (noot: hertogin Margaretha van Parma). Perplex ontbood de hertogin vervolgens de prins in Brussel, maar hij excuseerde zich per brief. Toen werd hij nogmaals ontboden om uiterlijk 16 maart en uiterlijk de maandag of dinsdag te verschijnen. De prins achtte het wederom raadzamer zich te verexcuseren. 11 Maart schreef Oranje wederom een brief aan de koning van Spanje waarbij hij nogmaals klaagde over de spaanse inquisitie en het document van het concilie van Trente, ootmoedig biddende dat de keizerlijke majesteit Philips zou verzoeken het bloedvergieten te stoppen. Op drie april stuurt de prins van Oranje vanuit Antwerpen naar Brussel Hendrik van Brederode, Lodewijk van Nassau, van Berg en van Culemborg met nog 500 voortreffelijke edellieden, om het verzoek te presenteren en dit met alle beleefdheid aan de landvoogdes over te geven, dat de inquisitie wordt opgeheven en de wreedheid van de edicten van Karel V gestopt worden. En om uiterlijk de getrouwheid aan de majesteit te bewijzen, droeg ieder een afbeelding van de koning in goud gegoten om zijn hals met aan de andere zijde twee handen. Op beide kanten de inscriptie: "fidels au roy iusques a la besace" id est "fideles regi usque ad manticam." Intussen waren de baarden tot het vel kaal afgeschoren, alleen tussen neus en lippen waren ze geschoren op de manier van de Turken, en ze droegen "lazarus kleurige", asgrauwe habijten. Tegelijk hadden ze schoteltjes van zilver of hout met de tekst: "viue le gueux". Sommigen droegen aan hun hoeden een vossestaart. Nadat de hertogin met hen over wetten en de staeten had gecommuniceerd antwoordde zij dat ze alles zou overbrengen aan zijne majesteit. Intussen verspreidde zich onder het volk al het gerucht dat de heren al antwoord hadden gekregen dat voortaan niemand meer vanwege zijn geloof gestraft zou worden, tenzij bij oproer of grote misdaad, en dat voortaan decreten ondertekend moesten worden door de staten. Niet lang daarna verzocht de prins van Oranje door middel van brieven ontslagen te worden van zijn functies.

4 Mei zijn er onder massale toeloop hagepreken geweest bij Antwerpen. De predikanten kwamen uit Duitsland, Saxen, Wallonië, Engeland, Emden enz. Eind Mei zijn in Vlaanderen, Artois, Henegouwen, Zeeland, Friesland en Namen drie groeperingen, nl. de geestelijke, de edele en de burgerlijke overeengekomen uit te spreken en te sturen naar de magistraat van Antwerpen een tekst, om slechts voorschriften door kardinalen opgemaakt te accepteren. Er zijn diverse pamfletten verspreid om het gehele land in rep en roer te brengen. In Antwerpen werd op de huizen van kanunniken teksten geplakt als "jugulentur sacrifici monachi canonichique". Een en ander had bij veel katholieken tot gevolg dat ze de stad uitvluchtten en tegelijk werden ook vele schatten uit de stad weggebracht. Om dit oproer tot staan te brengen vertrok de prins van Oranje naar Antwerpen en het leek even wat rustiger te worden. Op 23 juni werden er twee hagepreken gehouden in een dorp Burgerholt bij Antwerpen, een in het Duits en een in het Wallonisch en daarna nog zes in andere dorpen op een zondag. Deze preken werden bezocht door mensen vanuit zowel Ieper, Gent, Honschoten, Oudenaarde, Doornik, Rijssel, Valence enz. Intussen is de gezamenlijke adel van St. Truijen bij elkaar gekomen om over al deze zaken te vergaderen. De landvoogdes stuurde naar hen de hertog van Aarschot en de graaf van Egmont, maar de meningen waren te verdeeld om tot een gezamenlijk standpunt te komen.

In Augustus heeft een verlopen monnik, Ludovicus genaamd, onder toeloop van veel volk op het kerkhof van Nijmegen een Calvinistische preek gehouden. Op O.l.V. Hemelvaart (15 augustus) was er in Antwerpen een groot oproer en was in Nieuwstadt de preekstoel al in beslag genomen om van daaruit een calvinistische preek te houden, maar daar werd toen door de magistraat een stokje voor gestoken. De dag er na vertrok de prins uit Antwerpen en onmiddellijk daarna werden er liefst zeven preken gehouden, zowel door Calvinisten als Lutheranen. De volgende dag, toen de kanunniken in de O.L. Vrouwe kerk de vespers zongen, klom een leek op de preekstoel, eiste een nieuw-testament en daagde de pastoor uit om met hem te debatteren. Toen een katholieke schipper dit zag, joeg hij hem van de preekstoel, waarna een van de ketters op de schipper schoot en hem in de rechterarm verwondde. Daarop onstond groot tumult die tot gevolg had dat in de prachtige kerk, de kostbare schilderijen, waardevolle versieringen, voortreffelijke altaren, met groot geweld en onuitsprelijke razernij omlaaggehaald zijn en gebroken, de beelden naar beneden geworpen, de remonstranties en cibories, waar toch het heilig sacrament in bewaard wordt, ter aarde geworpen is en de kassen, meer dan duizend gulden waard, meegenomen. Met dezelfde furie sloeg het tumult over naar de kloosters, en niets tenzij het opgegeten kon worden is heel gelaten. De wijn- en biervaten liet men leeglopen en men deed zijn behoefte in meel en boterpotten. Vervolgens trok men de omliggende dorpen in om ook daar beelden en kerken te vernielen zo dat men met reden kan zeggen: "Judas Maccabeus komende in de tempel van Jerusalem, vernield door de vijanden van de joden, zeggende: Sancta conculcata sunt et contaminata".

Een vergelijkbare beeldenstorm vond plaats te den Bosch en tegen de Franciscanen en Dominicanen is een grote wreedheid aangedaan. Nog verder in het jaar zien we beeldenstormen in Gent en op andere plaatsen, te veel om op te noemen. 13 maart zijn de ketters, hoewel groter in getal dan de katholieken, bij Oisterweel verslagen. In dit jaar heeft de koning van Spanje op 6 mei, eigenhandig ondertekend, aan de magistraat van Roermond een brief geschreven:

(Zeer korte samenvatting van deze brief:) "Lieve getrouwen. Het heeft ons zeer mishaagd om de onderdanen van de Nederlanden helaas niet te hebben kunnen behoeden van de zorgen waaronder zij gebukt gaan. Oorzaak is de terugkomst van Turken en moren die ons tot actie dwongen op andere plaatsen. Binnenkort kunnen jullie weer assistentie verwachten in jullie strijd."

Originele bestand Stadskroniek 1566 Nettesheim

 

 Ziet u slechts 1 pagina?
klik hier voor de volledige website
"Voorouders uit Midden-Limburg"