Officialaat van het bisdom Roermond 1640-1675

  Zie ook:
Hieronder een kleine selectie uit de processen van het Officialaat (kerkelijke rechtbank) van het bisdom Roermond, met commentaar mijnerzijds uit de periode 1640-1675. Een grotere selectie is gemaakt door Mgr. Dr. J.M.J.A. Hanssen, en vertaald aanwezig in het Rijksarchief Limburg te Maastricht. Ik heb hieruit een aantal voorbeelden geselecteerd die illustratief genoemd kunnen worden m.b.t. wat er in die tijd allemaal speelde. Aan het einde van dit artikel nog een kleine toevoeging over een wereldlijk proces begin 18e eeuw in Swalmen met een kerkelijk tintje, welk uiteindelijk door het Hof van Gelre werd afgehandeld.

Een promotor is een aanklager, de libellus (promotoris) is de op schrift gestelde aanklacht. Elk proces begint met de opsomming van degenen die het betreft, met meestal ook vermelding van de woonplaats (ex Wegberg). Dan volgt, in het Latijn de aard van de beschuldiging. Tot slot de datum. Bij de namen werden ook steeds de naamvallen gebruikt. Deze heb ik weer veranderd in de oorspronkelijke naam (Joannem > Joannes etc.)

Uittreksel van enkele processen

Promotor contra Jacobus Ronckarts (vel Ronckers) et Aleida
Concubinatus.
16 juli 1640

Ronckers heeft geleefd met Aleida, wier man in den oorlog is en van wie het niet vaststaat dat hij overleden is. Zij wordt daarom beschuldigd van echtbreuk, waarvan de libellus aanwezig is.

Waarschijnlijk is familie van de in de oorlog verblijvende man van Aleida naar de kerkelijke rechter gestapt omdat ze het schandalig vonden dat ze het intussen met een ander deed. Dit moet in deze woelige tijden van de 80-jarige oorlog vaak zijn voorgekomen, dat soldaten jaren weg waren en dat het altijd maar de vraag was of ze ooit terug zouden komen.


Promotor contra Joannes Thyssen ex Wegberg
20 october 1640

De promotor beschuldigt hem ervan dat Hij op een zaterdag vlees heeft gegeten en aan vele anderen heeft voorgezet "in publico convivio, contra mandatum Sanctae Ecclesia et Placitum Principis Regis Nostri Catholici". Hij eist een boete van 15 gulden.

Opvallend hierbij is dat blijkbaar zaterdag de vastendag was i.p.v. vrijdag. Het kan gaan om een zaterdag voor een erkende feestdag. (Zie ook de richtlijnen hiervoor uit 1288) Dit zal vast niet de eerste keer zijn geweest dat er in een openbare gelegenheid vlees werd voorgezet op een vastendag.


Anna Pecx ex Melick (Ruhr) contra Matthias Cremers ex Riraemundae
Impraegnationis sub promissione matrimonii
16 jan 1641- 8 nov.1644

Anna Pexcx woonde als dienstmeid bij Franciscus Cremers te Roermond. In de loop van het jaar kwam de zoon Matthias terug uit Brussel en begon met haar te vrijen onder belofte van trouwen en gemeenschap. Dat ging zo door toen het meisje met Pasen 1637 elders in dienst ging en zo jaren verder. Eindelijk stemde ze toe in de trouwbelofte. Naderhand schoof Cremers het huwelijk steeds achteruit, tenslotte weigerden de ouders toestemming omdat 40 jaren geleden een verwant van het meisje in den derden of vierden graad te Roermond verbrand was. Zij stelt nu de vordering in. Vonnis in maart 1641. Er komt in 1644 nog een quaestio connexa. (A. Fabri graphiarius.)

Dergelijke processen komen heel veel voor in de archieven. Hier wordt ook verwezen naar de heksenverbrandingen in het begin van dezelfde eeuw. Met name in 1613 zijn er uitgebreide processen geweest in Roermond in verband met hekserij.


Winandus van Poll adjuncto promotore contra Rev. Dom. Christianus Hofstad pastorem in Lin
Negligentiae officii
29 Maart 1642

Eisers beschuldigen de pastoor ervan, dat hij zijn plicht niet zou doen, de parochianen zou verwaarlozen, zodat er enkelen zonder sacramenten zijn gestorven. Er blijkt ruzie geweest te zijn: de pastoor heeft zich ook persoonlijk geuit op de preekstoel. In recoventie daagt hij hen "ratione minarum et injuriarum".

Ook dit soort processen kwam veelvuldig voor. Opvallend is dat diverse keren bij dergelijke processen gezegd wordt dat de pastoor iemand op de preekstoel beschuldigt. Blijkbaar is de kansel vaker een plek waar persoonlijke vetes besproken worden. Verder lezen we ook een aantal keren in verweer dat de geestelijkheid te weinig inkomsten heeft om van te leven en daardoor zijn plicht moet verzuimen.


Rev. Dom. Pastor in Elmpt contra Theodorus van der Smitten praetorem Regiae Majestatis
Diffamationis.
14 April 1642

De pastoor beschuldigt de praetor ervan, dat hij in de herberg zijn goede naam heeft geschaad en gezegd dat de pastoor op de preekstoel gelogen heeft. Aangereikt wordt een klaagschrift, waarin beschreven wordt dat de aanklager deze libellus bevestigd heeft en wat de aangeklaagde er op antwoordt.

Andersom kwam dus ook voor: de pastoor gebruikt de preekstoel, de boer de herberg om zijn gram te uiten.


Promotor contra Rev. Dom. Christophorus Bouten sacellanum Swalmen
Negligentiae in officio
27 September 1644 - 30 januari 1645

De promotor beschuldigt Christophorus Bouten, kapelaan in Asselt en Swalmen, dat hij een kind heeft van zijn dienstmeid, dat hij buiten het bisdom verblijft, dat hij herbergen bezoekt en dikwijls de mis niet leest, zodat het volk geen gelegenheid heeft om `s zondags de H. Mis te horen. Verschillende getuigen worden gehoord. Toegevoegd is ook de suppliek van de beklaagde waarin hij verzoekt buiten Swalmen te mogen verblijven zoals hij tot nu toe gedaan heeft met gepraesumeerd verlof, omdat de inkomsten te klein zijn om daarvan ter plaatse te leven. Hij wordt uit zijn beneficie ontzet.

Het waren juist dit soort klachten die een rol hebben gespeeld bij het succes van de Reformatie een eeuw eerder. Blijkbaar gebeurde het nog steeds. De klacht van te lage inkomsten van vooral kapelaans is wijd verbreid. Vaak moesten ze leven van het geld dat ze kregen van de pastoor, en deze leefde vooral van de opbrengsten van de gage bij dopen, trouwen en begraven, waarvan ook nog een deel weer moest worden afgedragen aan het bisdom.


Petrus Pilgrums contra Christina Moneks
Sponsalium
11 juni 1651-9dec. 1651

Pilgrums beweert dat hij officieel "voor den pastoor" met haar is verloofd en daaraan is zelfs "copula" is voorafgegaan, zodat er geen enkele reden is zich daaraan te onttrekken. Uit het feit dat de gedaagde de proceskosten declareert is af te leiden dat hij niet heeft gewonnen.

Blijkbaar was het voor de man iets waar ze rechten aan ontleenden als ze voor het huwelijk geslachtsgemeenschap met een vrouw hadden gehad. Er zijn erg veel processen waarbij een van beide partijen een huwelijk probeert af te dwingen.


Promotor contra Rev. Dom. Gotschalck Dillickraedt pastorem in Overcruchten.
Violationis juris asyli
4 Juli 1657

Uit de duplica van de pastoor, welke als eerste aanwezig is, blijkt, dat de pastoor aangesproken is door de promotor dat de pastoor toegelaten heeft dat de politie een dief uit de kerk heeft weggehaald en daartoe door zijn houding zelfs aan heeft meegewerkt. De pastoor antwoordt dat hij naar de kerk ging om te verhinderen dat er iets weggenomen werd, dat hij helemaal niet heeft meegewerkt, dat trouwens iemand die voor de tweede keer wordt opgepakt of "in flagrant delict" geen azielrecht heeft, dat dertig jaar geleden iets dergelijks is voorgekomen in de kerk van St. Christoffel te Roermond, zonder dat de promotor er een aanmerking op heeft gemaakt. Het eind van het lied is dat de pastoor geëxcommuniceerd wordt.

Dit is een duidelijk voorbeeld, waarbij de kerk wil laten zien hoger te staan dan de wereldlijke macht. De pastoor had volgens kerkelijk recht de dief niet in de kerk zelf mogen laten aanhouden (het zogenaamde azielrecht) en het gevolg is zelfs dat de pastoor uit zijn ambt wordt ontzet!


Promotor contra Michaelus Spee ex Ruraemunda
Clandestini matrimonii
17 dec. 1659 - 10 maart 1660

Gedaagde is getrouwd voor de pastoor van Maasniel zonder volmacht buiten het diocees Roermond (Maasniel, een directe buurgemeente, hoorde bij het diocees Luik). Ofschoon er argumenten zijn ter verdediging van het huwelijk (hij had veel gereisd, was o.a. in Oost-Indië geweest) legde hij zich toch bij het oordeel van de officiaal neer.

Het bisdom wilde aan iedereen duidelijk maken dat je niet zo maar ergens kon gaan trouwen. De grenzen van het bisdom lagen soms heel vreemd. Zo hoorde Maasniel, welke bijna vast aan Roermond grensde, bij het bisdom Luik, net als de gemeenten aan de andere kant van de Maas. Een dorp verder, Swalmen, hoorde weer gewoon bij het bisdom Roermond. Het was dus verleidelijk om bij mogelijke problemen met een pastoor van je eigen parochie je officieel te laten trouwen in Maasniel. Redenen konden zijn dat het goedkoper was of dat er sprake was van een huwelijk waarbij officieel door het bisdom om toestemming moest worden gevraagd, zoals bij bloedverwantschap in de derde of vierde graad. In dit geval lijkt het er op dat de reden gewoon onwetendheid was. Zie hierover ook richtlijnen van de bisschop van Luik uit 1650-1658


Promotor contra Rev. Dom. Quirinus Broecken pastorem in Leveray
Excessum
13 October 1658

In de citaie die alleen aanwezig is wordt hij ervan beschuldigd de doop- en trouwboeken niet bij te houden, deze niet behoorlijk te bewaren, de kerk te laten vervuilen en de Vicarius Generalis "de jura visitationis" te onthouden.

In doop- en trouwboeken kom je soms merkwaardige niet direct verklaarbare hiaten tegen (enkele jaren achter elkaar geen geboorten). De mogelijke oorzaken zijn dan vaak niet geheel duidelijk. Uit dit proces blijkt dat het nogal eens voorkwam dat de pastoor domweg laks was!


Promotor contra Viduam Joannes den Munnick nautam et filium Joannes van Lit Venlonensem
Scandali
23 maart 1661

Als pater Vogels op een schip in de Roer een vrouw die ziek is bezoekt en haar tracht te bekeren van de ketterij, hebben genoemde personen die ook aanwezig waren hem tegengesproken en de zieke eerder gestijfd in haar houding. Dat hebben ze niet te doen, daar de "placit regis" verbiedt aan ketters om over geloofszaken te disputeren of het werk van priesters te hinderen. In haar verhoor tracht ze zich te rechtvaardigen.

Schippers kwamen vaak niet uit de regio en hadden dus ook niet altijd hetzelfde geloof. In Venlo was tijdens de Staatse periode van 1632 tot 1637 zelfs het katholieke geloof verboden geweest! Waarschijnlijk woonden er nog steeds veel protestanten. (Vanaf 1715 wordt Venlo overigens opnieuw staats en blijft dat tot de Franse tijd.) Zou de dokter de pastoor getipt hebben dat er een ongelovige op een schip was die mogelijk bekeerd kon worden? Zij , de weduwe van Joannis den Munninck, en haar zoon waren daar blijkbaar niet van gediend, maar het kerkelijke recht zei dat je je zelfs als zoon daar niet mee mocht bemoeien!


Gerardus Simons, judicii nuntius in Bree contra Cornelius Spee
Scabinum et custodem ibidem ludimagisterii
9 December 1660 - 9 februari 1661

Simons, bode te Bree, heeft reeds 7 jaren het ambt van onderwijzer waargenomen onder goedkeuring van de pastoor, de satraap van Kessel en de gemeente. Nu heeft de koster de goedkeuring weten te krijgen van de satraap van Kessel en daarop toelating van de bisschop van Roermond. De goedkeuring van de satraap kon niet zo bedoeld zijn blijkens een schrijven van de satraap aan de bode, en daarom is de goedkeuring van de bisschop "sub- et oprepticio modo" verkregen. Trouw aan de gewoonte is het altijd geweest dat de bisschop er buiten bleef. De bode haalt aan hoe hij voldoende onderlegd is in "lingua vernacula et latina", hoe de koster daarentegen al op leeftijd is en niet meer kan zien zonder bril, hoe hij daarom zijn sollicitatie verdacht vindt en deze waarschijnlijk bedoeld is om zijn zoon er in te krijgen, die pas te Blerick wegens wangedrag is ontslagen. Op het verwijt dat hij zijn zaken niet goed doet en laatst bijna brand heeft doen ontstaan, antwoordt de bode, dat de koster vorig jaar de deur van de kerk heeft opengelaten en dat het jaar daarvoor al een keer een beeld van O.L. Vrouw is gestolen enz. Aanwezig alleen refutatio van de bode.
De benoeming van Spee wordt tot nader order opgeschort.

Als het niet de geletterde bode zelf had betroffen was deze vorm van vriendjespolitiek gewoon doorgegaan, maar door zijn dubbelfunctie van bode en onderwijzer kon Gerardus Simons goed aan zijn informatie komen. Kruiwagens waren waarschijnlijk een zeer verbeid middel om aan lucratieve baantjes te komen.


Promotor contra Leonardus Ophoven, Librorum impressorem ex Ruraemunda
Libri sine licentia debita impressi
5 October 1663 - 16 November 1663

De drukker Ophoven heeft een druk gemaakt van "Relevationes Sancta Brigittae, Mechtildis, Elisabethae", hetwelk in het citaat gebrandmerkt wordt als een "liber fabulosus et superstitiosus". In zijn antwoord beweert gedaagde dat hij op de desbetreffende vraag aan de Vicarius goedkeuring had gekregen, maar dat hij niet wist dat deze goedkeuring ook schriftelijk moest worden vastgelegd en nog minder dat de Vicarius deze toestemming geweigerd had. Met de eed dat hij niet wist dat hij schriftelijk verlof nodig had komt hij vrij.

Uit dit proces blijkt dat er zware censuur werd toegepast bij uitgevers en drukkers. In ieder geval bepaalde uitgaven moesten blijkbaar eerst worden goedgekeurd door het vicariaat van het bisdom.


Promotor contra Nobilem Dominum Gulielmus a Baxen ex Besel
Concubinatus
24 mei 1664

Beschuldigd van concubinaat met de keukenmeid. Hij verschijnt, bekent en onderwerpt zich. De promotor vraagt de op concubinaat gestelde boete van 50 gulden voor ieder.

Samenwonen met de dienstmeid leidde dus niet automatisch tot ontslag, maar hier was slechts een geldboete aan verbonden. In het boek "de Republiek" van Jonathan Israels maakt deze schrijver een schatting van het aantal concubinaten in de Nederlanden bij priesters een eeuw eerder op grond van beschikbare gegevens. Hij komt daarbij tot een schatting van 20 tot 25%.


Promotor contra Matthias Burskens Ex Lin
Violationis diei festivi.
15 Sept. 1666

Aleen aanwezig een attest van twee schepenen van Linne dat Matthias Beurskens op 15 september 1666 voor hen verschenen is en geklaagd heeft dat de pastoor van Linne hem aangeklaagd heeft bij de geestelijke rechter, dat ze op St. Laurentiusdag ongeveer 20 garven haver gebonden hebben. Ze verklaren dat gedaan te hebben vanwege een dreigend onweer.

Een erg serieus pastoor kon zich blijkbaar rot ergeren aan het feit dat sommigen lak hadden aan de zondagsrust en plicht. Hiervan later nog een voorbeeld.


Promotor contra Rev. Dom. Michael Cuypers, vicarium Ecclesiae Cathedralis, postea pastorem in Nedercruchten.
Denegationis sacramentorum pestiferis
2 juni 1666 - 24 september 1667

De libellus promotoris is niet aanwezig. De gedaagde geeft de volgende toedracht: hij heeft reeds 8 weken de pestlijders verzorgd en moet daarom volgens voorschrift van de bisschop de omgang met mensen vermijden. Voor de lijders waren huisjes ingericht buiten de stad en de kapelaan moest in quarantaine blijven, omdat hij verplaatst was naar Nederkruchten. Intusen voelde pastoor Brant zich niet zo goed, althans dat zei hij, en liet door koster Charles vragen of hij aan een meisje wilde gaan bedienen. Tevoren had de pastoor al de allerheiligste en de H. Olie bij hem laten weghalen, wat prima was, want binnenkort moest hij naar zijn nieuwe parochie vertrekken. Hij wees de pastoor hierop, waarop de pastoor liet zeggen dat hij dan maar zijn huis waar hij in quarantaine was moest ontruimen voor een ander die zich wel aan het gevaar wilde blootstellen. De kapelaan zei hiertoe bereid te zijn, als hij maar lang genoeg kon blijven om ontsmet te zijn, waarop de pastoor begon te bdreigen met suspens als hij hem niet gehoorzaamde, een en ander waarschijnlijk omdat de koster de antwoorden wat onhandig overbracht. De kapelaan meende niet onjuist gehandeld te hebben, temeer omdat de pastoor hem zijn salaris niet uitbetaalde. Daarop is de kapelaan nog drie dagen naar zijn ouderlijk huis gegaan om hen gerust te stellen en hun hulp te krijgen bij het verhuizen. Het proces wordt tijdelijk opgeschort om getuigen te kunnen horen.

Dit uitgebreide verhaal schetst vele dingen, maar vooral het dilemma waar veel priesters in gezeten moeten hebben. Elk contact met pestlijders kon tot gevolg hebben dat ze zelf het volgende slachtoffer waren. De pastoor probeerde dat blijkbaar te voorkomen door zijn kapelaan er op af te sturen, die echter al een tijd pestlijders geestelijk had verzorgd en blij was dat hij werd overgeplaatst. Een menselijke kijk op dat probleem had de bisschop van Luik in 1688-1694


Promotor contra Haemmaeckers ex Swalmen
Tactus inhonesti
9 Juni 1666 - 21 juli 1666

Volgens de libellus was Haemmackers `s Avonds langs de kerk van Maasniel gekomen waar de meid van de koster Christiana Reynders was. Hij zou naar binnen gegaan zijn en pogingen hebben gedaan haar aan te randen. Volgens gedaagde is het niet zo tragisch geweest. Hij kwam met een ander de kerk voorbij en ziende dat er licht was vroeg hij wie er was. Men antwoordde "Goede lui". Hij is daarop naar binnen gegaan en heeft haar alleen aangeraakt op de schouders voor gekheid. De meid ging toen roepen uit angst dat ze in de kerk ingesloten zou worden.

Opvallend is dat aanrandingszaken blijkbaar door de kerkelijke en niet wereldlijke rechter werden behandeld.


Gertrudis Wijnckens contra Bernardus Ool alias Michaels.
Separationis illicitae.
16 Maart 1666 - 21 Juli 1666

Volgens de libellus actrixcis zijn ze 15 jaar geleden getrouwd en in Neer gaan wonen, waar hij haar mishandelde, haar koe verkocht zogenaamd om daarvoor huisraad te kopen, maar feitelijk kocht hij "bombarda et exploserit in eam". Daarna ging hij vijf jaar naar het leger. Het geld dat zij hem gaf toen hij terug keerde voor zijn vak verkwistte hij. Later trok hij naar Roermond, verkocht alles tot de kleren toe die zij in de kerk van Helden in bewaring had gegeven. Ze is van hem weggegaan en in Helden gaan wonen. Nu vraagt ze dat hij weer bij haar komt wonen en haar goed zal behandelen. Aldus wordt ook uitgesproken na een kort ordelijk proces. De man had wel verklaard dat ze volgens zeggen van haar eigen nicht een slechte naam had en daarom weggestuurd was uit het klooster St. Elisabeth.

Het schrijnende van dit verhaal is dat blijkt hoe moeilijk het was om als vrouw alleen je staande te houden. Dat je blijkbaar, zelfs als in de rechtszaal je man zegt dat hij alle recht van de wereld heeft omdat zijn vrouw een slechte naam heeft en zelfs uit het klooster is gezet, je toch nog wil dat hij bij je komt wonen en je verzorgt! Opvallend is ook hoe de geestelijke rechter blijkbaar deze toch ook wereldlijke macht heeft.


Promotor contra Henricus Engels scabinus et cauponus de Elmpt
Violationis diei festivi
18 November 1671

Met Allerheiligen j.l. was in de herberg van Engels te Elmpt tegen 2, 3 veel volk. Velen gingen naar de herberg in plaats van naar de vespers. Na afloop van de dienst zei de pastoor dat hij naar Engels was gegaan waarop iedereen wegvluchtte met een glas bier in de hand. De pastoor trof in het huis en in de kelder een groot aantal jongens en meisjes aan. De herbergier kon hij niet vinden, vijf hydrae bier waren aangeteekend. Hij kreeg een "amenda exemplaris".

De pastoor zat zich blijkbaar bij het lof al te ergeren dat er zo weinig mensen waren. Die zouden wel in de kroeg zitten. En dat hoorde toch niet op Allerheiligen!


Catharina Vaessen ex Swalmen contra Theodorus Jonckers alias Arets ex Swalmen
Impraegnationis sub promissione matrimonii
13 Juni 1673-12 October 1673

Gedaagde had vaker zijn liefde verklaard aan de aanklaagster. Op zekere nacht brak hij bij haar in, kwam op haar slaapkamer en heeft haar onder vele beloften verleid. Dat zelfde heeft zich vaker herhaald tot ze zwanger was en een zoon ter wereld bracht. Nu wil hij gaan trouwen met Theodora, dochter van Wilhelmus Sartoris en wil zij een verbod. Van beide zijden worden getuigen aangevoerd.

Het verhaal spreekt voor zich zelf. Alleenstaande moeders met kind hadden het in die tijd bijzonder zwaar.

Uit de hand gelopen "draak steken" in Swalmen.

In het jaarboek van Maas en Swalmdal uit 1990 staat een aardig artikel van Giel Geraedts over de verwikkelingen rond het draak steken in Swalmen. Tot 1789 werd er ook in Swalmen jaarlijks draak gestoken, een traditie die tot op de huidige dag (om de 7 jaar) in het naburige Beesel nog in ere wordt gehouden. Tijdens de sacramentsprocessie liep er achter in de processie een draak mee, die vlak voordat de stoet de kerk in ging op de markt door ruiters van de schutterij werd neergeschoten en neergesabeld. Het was een imposant schouwspel waar mensen van heinde en verre op af kwamen. Maar het werd steeds meer een doorn in het oog van sommige geestelijken. in 1708 en 1711 werd het verboden, maar de schutterij had er lak aan. Opvallend detail is dat enkele leden van de schutterij ook schepen waren in Swalmen en dat de overige schepenen bijna allemaal wel een direct familielid in de schutterij hadden. Zij vonden het verbod van de pastoor belachelijk. Maar in de processie werd het allerheiligste meegedragen, het "vlees en bloed van Christus" en het was volgens de pastoor pure godslastering dat ook de draak mee liep en er gevochten werd. Dinsdag 23 juni 1716 liep het uit de hand. Rentmeester Wijhers, die op kasteel Hillenraad zetelde en het kasteel beheerde voor Markgraaf Willem Andriaen van en tot Hoensbroek, die op Schloß Haag in Geldern woonde, verbood in samenspraak met pastoor Dolmans dat de draak meeliep. Toen deze en ook de ruiters van de schutterij zich er niets van aantrokken greep Wijhers een fakkel van een van de fakkeldragers uit de processie en probeerde de draak in brand te steken. Toen kwamen de ruiters van de schutterij erbij en ontstond er een handgemeen. Uiteindelijk waren de schutters zo boos dat ze de rentmeester dreigden te doden en deze het op een lopen moest zetten. Al deze ongeregeldheden hebben tot een proces geleid waarin ook "objectieve getuigen" vertelden wat ze allemaal gezien hadden. Uiteindelijk kwam men er niet uit. Omdat de schepenen niet onpartijdig waren werd het proces verdaagd naar het Hof van Gelre. Wat er daar mee is gebeurd is onbekend. Opvallend achteraf is hoe een groot deel van de Swalmense bevolking zich tegen het gezag van de pastoor keerde en diens argumenten aan zijn laars lapte. Het was al een eeuwenoud gebruik en men zag niet in waarom dat nu zou moeten veranderen. Ook daarna zijn ze nog bij Pastoor Dolmans langs gegaan en eisten de kan bier die de pastoor traditiegetrouw na afloop van de sacramentsprocessie aan de schutterij schonk. Deze was slechts bereid om "een vierde pint" te geven, waar de woedende schutters geen genoegen mee namen. Ook deze zaken zijn in het proces meegenomen. Maar een en ander had verder weinig consequenties voor het draak steken. In de jaren erna is het draak steken gewoon doorgegaan. Pas in 1789, toen Keizer Joseph II een edict uitvaardigde dat alle volksfeesten op het platteland op dezelfde dag gevierd moesten worden ging het niet door. Enkele jaren daarna kwamen de Fransen, die na een tijd ook de schutterijen ontbonden. Dat was de genadeslag voor het "Draak Steken" in Swalmen.

Belangrijkste bronnen:

 Ziet u slechts 1 pagina?
klik hier voor de volledige website
"Voorouders uit Midden-Limburg"