De bisdommen in Limburg tot 1801

Kanunniken
Het bisdom Luik
   De Prinsbisschoppen van Luik tot 1379
   Luik 1379 tot hervorming
   Luik hervorming tot contrareformatie
   Luik 1580 tot 1800
Het bisdom Roermond
   Bisschop Lindanus
   Bisschop Cuyckius
   Bisschop a Castro
   Bisschop Creusen
   Bisschop d'Allamont
   Bisschop de Gottignies
   Bisschop Cools
   Bisschop d'Ongnies en d' Estrées
   Bisschop Sanguessa
   Bisschop van Werbrouck
   Bisschop Robiano
   Bisschop Kerens
   Bisschop Damianus
   Bisschop van Velde
  Zie ook deze documenten:

Jos Habets heeft in de negentiende eeuw diepgaande studies gedaan naar de geschiedenis van de kerk in Limburg. Hierover schreef hij liefst vier boeken. Het eerste boek beschrijft de algemene geschiedenis van de kerk in Limburg, die van het bisdom Luik in het bijzonder. In het tweede boek lezen we hoe het ging met het bisdom Roermond vanaf zijn oprichting tot 1801.

Kanunniken

In de eerste eeuwen van de geschiedenis van de katholieke kerk zien we hoe bisschoppen meestal gekozen werden uit aristocraten, en dat de keuze vervolgens bevestigd werd door een hogere wereldlijke heer, bijv. een koning. Soms was de gekozene getrouwd, zijn vrouw diende dan vervolgens in het klooster te gaan (bijv. bisschop Hubertus, Bisschop vanaf 709 te Maastricht en vanaf 722-727 te Luik). Om hun bisdom goed te kunnen besturen omgaven ze zich door een geestelijke raad. Vanaf de zevende eeuw werden de leden van deze raad kannuniken (= canonici, fratres) genoemd, welke vergaderden in de kapittelzaal (waar oorspronkelijk een kapittel = hoofdstuk van de schrift werd besproken). De bisschop van Metz ontwierp leefregels voor de kanunniken. Ze bewoonden kamers naast de domkerk, zaten aan dezelfde tafel en woonden in een omheinde behuizing, monasterium, munster, domus of dom genoemd. De kanunniken deden geen kloostergeloften. Hun taak was o.a. het verrichten van koordiensten in de kerk, het zich toeleggen op de wetenschappen en het onderwijzen van kinderen. Naast de domkerk diende ook een hospitaal voor pelgrims en armen te worden opgericht. Deze regels werden in 816 door de bisschop van Luik als richtinggevend voor zijn bisdom ingevoerd. Een van de kanunniken kreeg de titel proost. Deze regelde alles wat betrekking had op de goederen en inkomsten van het kapittel. De Deken was verantwoordelijk voor innerlijk bestuur en handhaving van tucht en regels. De Scholaster beheerde de domscholen. De Cantor droeg zorg voor de muziek en leidde het koor. De Cellarius was verantwoordelijk voor de dagelijkse huishouding. De Custos beheerde de meubels en sieraden van de kerk en de sacristie. De Plebaan was tevens pastoor van de domkerk. Zo was het in ieder geval tot 1108. Vanaf dat moment zijn de tuchtregels verslapt en wonen de kannuniken niet meer in een gezamenlijke ruimte. Opvallend is hoe in Limburg de eerste 4 kapittels ontstonden doordat op die plek eerst Benedictijnen gevestigd waren. De abt werd kapittelheer en de kloostergeloften werden afgeschaft. (Odiliënberg, Meerssen, Maastricht). Het kanunnikschap kon je meestal ook kopen. Kapittels waren vaak zeer welvarend, een kapittel kon tienden heffen en was grootgrondbezitter. Het kapittel van Servaas kreeg bijv. ook de tolopbrengsten op de Maas bij Maastricht. Het bezat land tot in Nijmegen. Als kanunnik deelde je in deze opbrengsten. Steeds vaker waren kanunniken geen priester meer. Inmiddels woonden ze ook niet meer in kamers naast de kerk, maar ze bezaten grote patriciërswoningen vlakbij de kerk.

Op de site "Zicht op Maastricht" is een mooi multimediadocument over kanunniken in Maastricht te zien. (klik na opening van de link op "multimedia")

Home

Het bisdom Luik

Het bisdom Luik is ontstaan uit het bisdom Tongeren, dat toen het te slecht verdedigbaar was al in 384 door Servatius werd verplaatst naar Maastricht, en in 722 door de H. Hubertus naar Luik. Eind 16e eeuw komen er nieuwe bisdommen, waardoor het bisdom Luik veel kleiner wordt. Een groot deel van het huidige Limburg komt dan bij het bisdom Roermond. De ontwikkeling van bisdom en kerk wordt beschreven tot aan de Franse tijd. Aan de orde komen behalve de geschiedenis ook meer algemene zaken zoals de geschiedenis van het kerkgebouw en de inrichting ervan, regels rond de inrichting van een kerkhof, de pastorie en de beschrijving van het onderwijs.

Kerkelijke macht, wereldlijke macht en de macht van de adel liepen in de hele geschiedenis tot de Franse tijd sterk door elkaar. De eerste vorst die hier paal en perk aan wilde stellen was Jozef II, koning van Oostenrijk van 1780-1790. De Fransen zetten in eigen land, Nederland en België deze tendens voort. Maar tot die tijd waren kerk en staat diep met elkaar verweven, en wel in het bijzonder in het prinsbisdom Luik, waar een groot deel van onderstaand verhaal over gaat. Met name de periode van omstreeks 1200 tot halverwege de 16e eeuw zien we zeer veel dubieuze zaken gebeuren. Allerlei eerder geformuleerde regels worden door de bisschoppen aan hun laars gelapt. Als ze tegengewerkt worden schuwen ze niet de concurrenten of zelfs naaste medewerkers uit de weg te ruimen. Zeer ernstig is de toestand van het bisdom van 1379 tot aan de hervorming. De toestanden in de bisdommen is een van de aanleidingen voor de hervorming.

Home

De Prins-Bisschoppen van Luik

Invloed van de paus

Vanaf 925 wordt de invloed van vorsten op de benoeming van bisschoppen nog groter dan hij al was. Officieel werd de bisschop tot in de twaalfde eeuw gekozen door de leden van het domkapittel, maar ook toen oefenden de wereldlijke machthebbers al een behoorlijke druk uit. In 1191 onstaat er weer eens een geschil rondom een bisschopsbenoeming in Luik. Albertus van Leuven, scholaster en aartsdiaken, wordt door het kapittel tot bisschop gekozen. Keizer Hendrik VI ziet dat niet zitten en benoemt Lotharius van Hochstade. Hij gaat zelf naar Luik om te zorgen dat Lotharius de bisschopszetel kan innemen. Albert van Leuven gaat naar Rome, en de paus geeft aan dat de keuze van Albert wettig is. Hij stelt voor dat hij zich nu officieel door de aartsbisschop van Reims laat wijden. Deze doet dat, maar niet lang daarna laat koning Hendrik deze Albert van Leuven in Reims vermoorden. Als de stad hoort van de moord komt zij in opstand en de tegenbisschop Lotharius moet vluchten. De koning spreekt zijn spijt uit over de moord en sticht twee kapellen ter boetedoening. Albertus van Leuven wordt vervolgens heilig verklaard. De eerste keer dat een paus rechtstreeks betrokken wordt bij de keuze van de bisschop van Luik is in 1274, als Jan van Enghien door Gregorius X wordt benoemd, nadat zijn voorganger Hendrik van Gelder door de kerkvergadering van Lyon is afgezet. In 1296 staakten de stemmen bij de keuze, zodat weer de Paus werd gevraagd tussen beide te komen. Hij benoemde toen als compromis de ene kandidaat tot bisschop van Besançon, de ander tot bisschop van Luik. Vanaf de veertiende eeuw werd elke bisschopskeuze door de paus bekrachtigd.

Oorspronkelijk waren kapittels dus gevestigd in plaatsen waar ook een bisschopszetel was. Maar later werden ook op diverse andere plaatsen kapittels gesticht, vaak vanuit een abdij maar steeds rond een belangrijke kerk. Zo gaf Jan V in 1366 zijn toestemming tot de oprichting van een kapittel in de kerk van St. Jan in den Bosch.
In 1426 bepaalt Paus Martinus V dat kanunniken ofwel een graad in de godgeleerdheid of medicijnen dienen te hebben, ofwel van edele geboorte moeten zijn, dit laatste zowel van vaders en moeders kant. In 1479 bepaalt Sixtus IV dat de geestelijkheid van de domkerk onder de jurisdictie van de Paus staat, niet die van de bisschop. In 1614 kwam er een nog meer stringente bepaling m.b.t. het recht kannunik te worden. Niet gegradueerde edelmannen moesten door middel van acht adellijke kwartieren aantonen voldoende edel te zijn. In Luik waren de kanunniken steeds zonder uitzondering leden van de hoge adel of het waren geleerden. Nieuwe functies werden vicaris generaal, officiaal en aartsdiaken.

Bisschoppelijke voorwaarden

Net zoals de meeste bisschoppen in Duitsland, was ook de bisschop van Luik tevens vorst over zijn bisdom (Prins-Bisschop). Het gebeurde dus herhaaldelijk dat de bisschop als aanvoerder van een leger ten strijde trok. Volgens kerkelijk recht moest een bisschop minstens 30 jaar oud zijn, maar bijv. Hendrik van Gelder was nog maar een knaap toen hij in 1247 werd gekozen. Jan van Heinsberg was 23 jaar, zijn opvolger was slechts 18 jaar in 1694. Een bisschop moest op zijn minst al subdiaken zijn om verkozen te kunnen worden, maar bovengemelde personen waren dat geen van allen. Diverse "bisschoppen" van Luik hebben zich zelfs nooit laten wijden, terwijl ze wel de functie "Prins-Bisschop" bekleedden. Ze waren dus meer prins dan bisschop.. (o.a. Jan van Beieren (1390-1418) Jan van Horne (1484-1506), Ferdinand van Beieren (1612-1650).

Home

Tegenpausen en tegenbisschoppen

Home

De tijd van de hervorming

  • De eerste bisschop die met de Lutherse "ketterijen" te maken kreeg was diens opvolger bisschop Erard van der Marck. Hij was vriend van Erasmus en bevorderde de beoefening van letteren en wetenschappen in zijn bisdom. Hij trachtte zelf het goede voorbeeld te geven door stipte navolging van de kerkelijke plichten. Ondanks de moeilijke tijd was het een relatief goede tijd voor het bisdom.
  • Zijn opvolger Cornelius van Bergen werd bisschop in 1538. Keizer Karel V prestte hem op een gegeven moment om ontslag te nemen.
  • Nadat hij dat gedaan had werd Georgius van Oostenrijk, natuurlijke zoon van keizer Maximiliaan van Oostenrijk, tot Prins-Bisschop benoemd. (1544) Onder zijn bewind ontstond het eerste krachtige verzet tegen de reformatie. Ook werd tijdens zijn bestuur de boekdrukkunst in Maastricht ingevoerd.
  • Tijdens het bewind van zijn opvolger Robert II van Berghen (1559-1564) werd door de paus de hervorming van de bisdommen doorgevoerd, waarbij o.a. het bisdom Roermond ontstond.
  • Gerard van Groesbeek (1564-1580) riep de paters Jesuiten naar Maastricht om een tegenwicht tegen de leer van de reformatie te bieden.

Home

Van de contrareformatie tot aan de Franse tijd

Home

Het Bisdom Roermond

Het bisdom Roermond is op initiatief van koning Philips II van Spanje in 1562 opgericht. Het belangrijkste bisdom in het noorden was van oudsher het bisdom Utrecht, waar vrijwel heel Noord- en Midden-Nederland onder viel. Daarnaast had je het bisdom Luik, dat besloeg zo ongeveer de huidige provincie Luik + een groot deel van Limburg en Brabant. Een klein deel van het huidige Nederland viel onder Münster of Keulen. Een van de nieuwe bisdommen zou het bisdom Roermond worden, zo werd besloten in 1562.

Tot 1801 bleef Roermond vervolgens bisschopsstad. Van 1801 tot 1853 hoorde een groot deel van Limburg weer tijdelijk bij het bisdom Luik. In 1853 werd het bisdom Roermond, alhoewel met een nieuw grondgebied, weer hersteld, terwijl ook in de rest van Nederland nieuwe bisdommen werden opgericht. Hieronder bespreken we de periode 1562-1801. Meer over de godsdienstige regels van die periode vind je in een apart document.

Het bisdom Roermond bevatte de volgende dekenaten: Nijmegen, Cuijck, Gelder, Crieckenbeck, Kessel, Montfort, Erkelenz, Weert en Valkenburg. (zie kaartje hiernaast. Voor details klik op deze afbeelding.) Het was deels een lappendeken, sommige dekenaten waren versnipperd en sommige dekenaten sloten niet aan op andere. Zo was de stad Viersen onderdeel van het dekenaat Crieckenbeck, maar werd omringd door Keulse parochies. Hetzelfde gold voor de stad Erkelenz, die niet verbonden was met plaatsen als Wegberg en Niederkrüchten, welke tot hetzelfde dekenaat behoorden. Het dekenaat Valkenburg was in zijn geheel afgescheiden van de andere dekenaten. Wessem behoorde bij het dekenaat Weert, maar sloot in het westen aan op een groot aantal Luikse parochies. Vlakbij Roermond zelf was er zelfs versnippering: het dekenaat Montfort werd doorsneden door Dalenbroeck welk ook bij Luik hoorde, zodat zelfs een plaats als Maasniel, vlak tegen Roermond aan, niet bij het bisdom hoorde. Ook plaatsen als Tegelen, Bracht en Brüggen hoorden niet bij het bisdom Roermond.

In de 17e en vooral 18e eeuw komen er nog weer andere problemen om de hoek kijken: eerst komt een groot deel van het land van Valkenburg (maar niet alles!) bij de staten van Nederland, die als staatsgodsdienst het calvinisme hebben. Het wordt de katholieken van dat gebied dan behoorlijk moeilijk gemaakt. Na het barriëretractaat wordt het hertogdom Gelre in drieën gesplitst: een deel voor Pruisen, een deel voor Nederland, een deel voor Oostenrijk. Roermond hoort bij het Oostenrijkse deel. Niet alleen in het Staatse deel, maar ook in het Pruisische deel wordt de macht van de bisschop beknot.

Tot 1648 waren er veel conflicten tussen Spanje en Nederland die uitgevochten werden binnen delen van het bisdom, daarna was het vooral Frankrijk dat oorlogstaferelen veroorzaakte, maar ook de Pruisische oorlogen van de 18e eeuw hadden invloed op delen van het bisdom. De inkomsten voor het bisdom kwamen voor het grootse deel uit de parochies, maar daar viel niet veel te halen. Roermond stond bekend als een zeer lastig en buitengewoon armlastig bisdom. Als een bisschop de kans kreeg overgeplaatst te worden naar een aantrekkelijker bisdom dan greep hij deze meestal snel. Bij vacatures duurde het vaak vele jaren voor de plaats weer was ingevuld.

Hierna een beknopte beschrijving van de periode 1562-1801.

Home

Bisschop Lindanus (1562-1588)

Over deze bisschop een apart document. Zijn inspanningen om de contrareformatie in deze gebieden vaste voet aan de grond te laten krijgen waren zeer groot en bepalend voor de periodes erna. In 1588 werd hij tot bisschop van Gent benoemd. Daar heeft hij slechts drie maanden zijn ambt kunnen vervullen, 2 november stierf hij. Zijn graf bevindt zich in de domkerk van Gent.
Na Lindanus was het moeilijk om een nieuwe bisschop te vinden. De procedure was als volgt: Het bisdom zelf en andere bisdommen van het aartsbisdom Mechelen mochten een aantal voordrachten doen. De koning van Oostenrijk benoemde (meestal) vanuit de voordrachten de nieuwe bisschop. De kandidaat kon eventueel weigeren. Zo niet, dan werd deze benoeming vervolgens door de paus bekrachtigd. De nieuwe bisschop werd dan in een van de andere bisdommen door een of meer collega-bisschoppen gewijd en vertrok meestal pas daarna naar zijn nieuwe bisdom. Als er geen bisschop was werd het bestuur overgedragen aan de vicaris-generaal van het bisdom. In Roermond had dat tot gevolg dat van 1588-1596 Gregogius Gherinx als vicaris-generaal het ambt vervulde.

Home

Henricus Cuyckius (1596-1609)

Geboren in 1546 te Culemborg, studies in Utrecht en Leuven, werd hij in 1572 professor in de ethica aan de universiteit van Leuven en in 1581 rector magnificus aldaar. Van 1589-1596 nam hij als vicaris generaal de zetel van aartsbisschop van Mechelen waar. Nadat steeds iedereen weigerde om bisschop van Roermond te worden nam Cuyckius in 1596 deze zware taak op zich. Twee jaar na zijn aantreden schrijft hij: "hier in de omgeving is het met alle dorpen en vlekken treurig gesteld. Ik heb alles verwaarloosd, verwoest en onverzorgd gevonden, én in zake van godsdienst, én in het beheer van kerk- en armengoederen, van broederschappen en andere stichtingen. De pastoor van Straelen klaagde mij dat het H. Vormsel al in geen 25 jaar meer was toegediend; een dergelijke klacht ontving ik van Wachtendonck, Erkelenz en Valkenburg, waar in 18 of 19 jaar niet gevormd was. Het is de bedoeling dat elk dekenaat elke twee jaar wordt bezocht. Ik ben nu twee jaar verder en ben nog niet overal geweest." In het najaar van 1599 ging hij op pelgrimstocht naar Rome vanwege het jubeljaar 1600. In Neustadt (Beieren) werd hij door de protestantse regering aangehouden en een tijdlang vastgezet. 10 november komt hij dan alsnog aan in Rome. 22 februari kwam hij langs slechte en dikbesneeuwde straten weer terug in Roermond. In 1603 steekt hij de katholieken van zijn geboortestad Culemborg een hart onder de riem met een schrijven waarin hij hun herinnert aan de christenvervolgingen van het begin van de jaartelling, en hij hoopt dat de inwoners van de stad, ondanks de vervolgingen die ze moeten doormaken door de protestanten, in hun geloof kunnen volharden. In 1607 weet hij bij de aartshertogen in Brussel verlichting van belasting te verkrijgen voor de steden van de provincie Gelre. In hetzelfde jaar sticht hij een studentencollegie in Roermond geleid door Jesuïten, en schenkt deze school zijn eigen paleis, hetwelk zij na zijn dood mogen betrekken. In hetzelfde jaar schrijft hij een catechismus voor kinderen. In 1609 overlijdt hij aan een beroerte en wordt in de domkerk van de H. Geest begraven.

Tussen 1609 en 1611 was de bisschopszetel weer vacant, en werd waargenomen door vicaris-generaal Petrus Pollius. Deze legde in 1610 de eerste steen van het nieuwe gebouw van de kapel O.L. Vrouw in 't Zand.

Home

Jacobus A Castro of van den Borgh (1611-1639)

Jacobus van den Borgh was geboren in Amsterdam omstreeks 1560. Na een eerste studie in die stad ging hij naar de universiteit van Leuven. In 1585 werd hij tot priester gewijd en benoemd tot kanunnik in de domkerk van Mechelen. Vlak daarna werd hij pastoor te Linden bij Leuven. In 1594 werd hij tot regent aan de faculteit van godgeleerdheid van Leuven benoemd. In 1605 werd hij tot professor en president van het groot collegie der theologen beneomd. In 1611 werd hij door de aartsbisschop in Mechelen tot bisschop van Roermond gewijd. Hij woonde geregeld de provinciale synodes van Mechelen bij (1617, 1623, 1624, 1625, 1630) en organiseerde zelf diocesaan synodes om met de dekenen van zijn bisdom te vergaderen (1613, 1614, 1618, 1619, 1623, 1627). Toen de staatsen in 1632 Roermond, Venlo en Maastricht veroverden had het bisdom veel te verduren. Hij moest de domkerk ontruimen en schenken aan de protestanten. De vrije uitoefening van de katholieke eredienst werd belet. Dientengevolge vertrok hij (in ieder geval pas na 1635) een tijd naar zijn geboortestad Amsterdam. Toen op 3 sept. 1637 na een hevig beleg Roermond weer aan de macht van de Spaanse koning was gevallen toog hij weer terug naar de bisschopsstad. 24 febr. 1639 overleed hij bijna 90 jaar oud. Hij werd begraven in de domkerk.

Van 1639-1651 was er geen bisschop in Roermond. Tot 1645 werden de plichten waargenomen door Balduinus de Gaule, vicaris-generaal, van 1645-1651 door Antonius Bosman, vicaris-generaal. In 1641 namen de bedevaarten naar Kevelaer een aanvang. Diverse personen werden aangezocht als nieuwe bisschop, maar iedereen dankte voor de eer.

Home

Andreas Creusen (1651-1657)

Andreas Creusen werd in 1591 in Maastricht geboren. Na studie aan de Latijnse school bij de Jesuïten in zijn geboortestad studeerde hij verder te Rome. Aan de universiteit van wenen werd hij doctor in de theologie en vervolgens raadsheer van de keizer en groot-aalmoezenier bij de keizerlijke legers in Duitsland en Hongarije. In 1630 werd hij kanunnik en scholaster bij het domkapittel van Kamerijk, in 1641 aartsdiaken van Brabant. 10 augustus 1651 werd hij plechtig ingehuldigd als nieuwe bisschop van Roermond. In 1653 schafte hij een aantal feestdagen af die het volk te veel in de arbeid hinderden. In 1657 werd hij benoemd tot aartsbisschop van Mechelen. Hij overleed 9 november 1666 te Brussel en werd in de domkerk van Mechelen naast het hoogaltaar begraven.

Van 1657 tot 1659 was de bisschopszetel al weer vacant. Waarnemer was vicaris-generaal Jacobus van Oeveren.

Home

Eugenius Albertus d'Allamont (1659-1666)

Deze nieuwe bisschop werd in 1609 in Brussel geboren. Hij studeerde in Luxemburg, Trier, Mainz en Leuven. Hij nam dienst in het leger van de aartshertog Leopold en woonde in 1648 de slag van Sens bij waar hij werd gevangen genomen. Na zijn vrijlating trad hij in dienst van de kerk. In 1654 werd hij priester. 11 Juni 1659 nam hij bezit van de bisschopszetel van Roermond. 23 juni werd hij officieel tot bisschop gewijd in Mechelen door de aartsbisschop Creusen, zijn voorganger van Roermond. 6 juli 1663 besloot de raad van Brabant na een rechtszaak dat het de bisschop geoorloofd was om geldstraffen op te leggen. 's Hertogenbosch hoorde sinds 1629 bij Nederland en mocht geen bisschop meer hebben. Sindsdien was er een vicaris-generaal die de zielzorg leidde. In 1664 werd d' Allamont aangesteld om dit ambt, naast zijn bisschopsambt te dragen. Hij kreeg na een bezoek aan den Haag een sauvegarde om de steden Grave, Nijmegen en het platteland te bezoeken en ook in s' Hertogenbosch zijn bisschoppelijke bediening te kunnen uitoefenen. In 1665 werd Roermond getroffen door een grote stadsbrand, waarbij ook het paleis van de bisschop ten prooi viel aan de vlammen. Alleen de pauselijke bullen ter oprichting van het bisdom wist hij nog ijlings in veiligheid te brengen. 1100 huizen en de meeste kloosters werden in de as gelegd. Hij ging enkele dagen wonen in kasteel Daelenbroeck, maar vanaf 15 juni vertrok hij naar Brussel waar hij merentijds verbleef. Per 1 februari 1666 werd hij benoemd tot bisschop van Gent, waar hij 29 oktober werd ingehuldigd. In 1673 ondernam hij een reis naar Spanje, waar hij in Madrid 28 augustus overleed.

Van 1666-1672 was Jacobus van Oeveren voor de tweede keer als vicaris-generaal de zaakwaarnemer van het bisschopsambt.

Home

Lancelot de Gottignies (1672-1673)

Lancelot de Gottignies, 1618 geboren in Brussel, ontving al op zijn zestiende de kruinschering: een ceremonie waardoor iemand bevoegd wordt om tot geestelijke ambten benoemd te worden. In 1635 werd hij kanunnik van St. Servaas in Maastricht, een jaar later van St. Gudula in Brussel. Hij werd gewijd in Brussel tot bisschop van Roermond. Door oorlogsperikelen kon hij niet naar Roermond komen. Maar nog voor hij ooit een voet had gezet in zijn nieuwe bisdom overleed hij 25 ugustus 1673 te Brussel en werd daar begraven.

Van 1673 tot 1677 was het alweer van Oeveren die het ambt moest waarnemen. In het voorjaar van 1673 hadden de Fransen grote gebieden waaronder Roermond veroverd. Overal, vooral op het platteland, werd voor grote overlast gezorgd. In de staatse gebieden die veroverd waren werd de katholieken tijdelijk niets meer in de weg gelegd.

Home

Reginaldus Cools (1677-1700)

Reginaldus Cools werd in 1618 te Antwerpen geboren. In Leuven studeerde hij rechten. Na korte tijd in het leger gediend te hebben werd hij advokaat aan het hof in Brussel. In 1645 trad hij toe tot de orde van Domincus in Brussel (predikheren). Kort na zijn priesterwijding verwierf hij de titel tot doctor in de theologie. In 1650 werd hij naar Spanje gezonden waar Philips IV hem afvaardigde met de tijding aan het hof van Parijs, dat Maria Theresia, infante, van Spanje, en Lodewijk XIV gingen trouwen. Ook droeg hij de volmachten mee om de Pyreneese vrede te tekenen. 24 februari 1677 tegen de avond hield de nieuwe bisschop zijn plechtige intrede in Roermond. 10 juni 1683 schreef bisschop Cools een algemene biddag uit voor alle parochies. Er moest een hoogmis worden gezongen en daarna een processie worden gehouden waarin de litanie van alle heiligen gebeden moest worden. Het doel was om een overwinning op de Turken bij de slag om Wenen af te smeken. (Sobiesky overwon op de kale berg, ontzette de stad en joeg het Turkse leger op de vlucht). In 1687 maakte hij een reis naar Spanje om de toestand van het bisdom voor te leggen. Er waren vier klachten: de bisschop had geen zitting in de Staten-vergadering van Gelderland, het hof van Gelre kantte zich voortdurend tegen het officialaat, ook diverse dorpsheren hadden lak aan de kerkelijke regelgeving bij bijv. benoeming van pastoors. Verder maakte hij bezwaar tegen de regels die ingesteld waren om ook geestelijken, zoals de leden van het officialaat, wereldlijke belastingen te laten betalen. In 1695 werd het seminarie van Roermond hersteld en het onderwijs opgedragen aan kloosterlingen van zijn orde. In deze periode had het Jansenisme veel aanhangers. Cools kreeg samen met collega-bisschoppen voor elkaar dat de leer openlijk werd veroordeeld. Eind 1699 werd hij op 81-jarige leeftijd benoemd tot bisschop van Antwerpen. 12 juni 1700 toog hij naar die stad, waar hij nog 6 jaren bisschop was. Op 89-jarige leeftijd overleed hij en werd in het koor van de kathedraal van Antwerpen begraven.

Van 1700-1701 was Joannes Antonius Dumont, vicaris-generaal, de waarnemer van het bisschopsambt van Roermond. Net in deze tijd begon de Spaanse successie-oorlog.

Home

Angelus graaf d'Ongnies en d' Estrées (1701-1722)

Hij werd geboren 18 december 1650 in Brussel, als kind van een oud voornaam adellijk geslacht. In 1668 trad hij in Leuven toe tot het klooster der arme Capucijnen en werd priester. In 1685 werd hij tot veldprediker benoemd. Hij trok mee met de legers door Spanje, Italië, en Duitsland. Ook kwam hij in Engeland en las daar de mis in het Koninklijk paleis in aanwezigheid van koning Jacobus II. 11 december 1701 werd hij tot bisschop van Roermond benoemd en 19 januari 1702 hield hij zijn plechtige intrede. 1 Oktober 1705 stapte de koningin-moeder van Denemarken, Charlotta Amalia aan het bisschoppelijk paleis van Roermond af, na een kuur in Aken. De bisschop schonk haar een schilderij van zichzelf en hij kreeg enige tijd later een schilderij van de prinses als tegengift toegestuurd. Bij geschillen wendde hij zich steeds tot de hoogste personen zoals de koning van Pruisen of de staatse gedeputeerden in den Haag. Ondanks de staatse bezetting van 1702-1715 wist hij het aanzien van de katholieke kerk hoog te houden. 9 april 1722 s' avonds om 8 uur overleed hij in Brussel, waar hij wegens zaken was. Zijn stoffelijk overschot werd naar Roermond vervoerd en begraven op het hoge koor van de domkerk.

Home

Franciscus Ludovicus Sanguessa (1722-1741)

Al in 1721 wordt Sanguessa hulpbisschop met recht tot opvolging. Nog geen jaar later kan hij hier gebruik van maken.
Hij is in 1662 in Mechelen, uit een oud Spaans geslacht voortkomende, geboren. In 1682 treed hij toe tot de orde der Minderbroeders. In 1690 verdedigt hij in Leuven de stelling "De Hierarchia ecclesiae" in een theologische wedstrijd. In 1692 werd hij benoemd tot lector in de filosofie in het klooster van Venlo. Ook wordt hij in 1696 lector in Tienen, daarna Roermond. Hier ontmoette hij zijn voorganger d' Ongnies. In 1717 werd hij in leuven door zijn mede-minderbroeders tot provinciaal van de Nederlandse provincie benoemd. D'Ongnies benoemde hem bij zijn reizen steeds tot plaatsvervanger, en in 1721 dus tot hulpbisschop na een lang pleiten bij het hof in Brussel. 29 mei bevestigt paus Innocentius XIII de benoeming. In deze tijd zijn er veel problemen met jansenisten. In Utrecht is een Jansenist bisschop. De Republiek wil dat er in den Bosch slechts iemand aangesteld wordt die geen kloosterling is en ook afkomstig is uit de streek. Sanguessa, die voorgedragen is om het dubbele ambt te vervullen kan daarom niet het goeddunken van de statenvergadering krijgen. Men dreigt zelfs de Jansenist uit Utrecht het dubbele ambt te geven. In Kevelaer weigert pater Boubereel de pauslijke bul "unigenitus" aan te nemen. Pater Boubereel, eveneens Jansenist, wordt daarop door de bisschop geschorst. 11 augustus 1741 overleed Sanguessa in zijn bisschoppelijk paleis. Van hem is een uitgebreid testament bewaard gebleven. Vele zaken schonk hij aan diverse kloosters, waaronder aan dat der Minderbroeders. Hij werd in de domkerk begraven.

Van 1741-1743 was Joannes Franciscus Dispa als vicaris-generaal plaatsvervanger. Hij was Roermondenaar van geboorte en had gestudeerd in Keulen. Gelijk had hij al te maken met de Pruisische regering, die in Pruisisch Gelre, onderdeel van het bisdom, verbood dat er klokken werden geluid voor de gestorven bisschop. Niet veel later brak de eerste Silezische oorlog uit tussen Pruisen en Oostenrijk.

Home

Joseph Anselmus Franciscus van Werbrouck (1743-1746)

Joseph Anselmus Franciscus van Werbrouck werd geboren te IJperen in 1692. Hij studeerde te Douay letteren en filosofie, daarna theologie. Na zijn priesterwijding werd hij tot kanunnik bevorderd in zijn geboortestad. In 1743 werd hij tot bisschop van Roermond benoemd. 29 september 1743 werd hij in de domkerk van IJperen door de bisschop van IJperen, bijgestaan door die van Gent en Brugge gewijd. In 1745 probeert hij misbruiken tijdens processies tegen te gaan. In 1746 wordt hij tot bisschop van Antwerpen benoemd.

Home

Joannes Antonius de Robiano (1746-1769)

Hij werd 1698 in Brussel geboren en studeerde in Leuven. Nadat hij eerder al benoemd was tot bisschop van Brugge en Antwerpen had hij deze posten steeds geweigerd. Ook Roermond weigerde hij in eerste instantie, maar toen de paus de bevestigingsbrieven al bleek te hebben gestuurd schikte hij zich alsnog. In Keulen (vanwege oorlogstoestanden in de zuidelijke Nederlanden) werd hij door de pauselijke nuntius gezalfd. Een van zijn maatregelen was versobering: bij zijn komst in de parochies wenste hij geen ontvangst meer van muziekgezelschappen en schutterijen. Slechts de plaatselijke geestelijkheid mocht hem verwelkomen, en alle papieren en registers moesten klaar liggen. Daarna zou hij het vormsel toedienen. In die tijd mocht hij ook weer op staats gebied zijn ambt vrij uitoefenen, behalve in staats Valkenburg. De vormelingen van de staatse gebieden togen naar de nabijgelegen Oostenrijkse delen en werden daar gevormd. Bij een bezoek aan het dekenaat Weert werd hij ziek. Hij keerde met hoge koorts terug in Roermond en overleed 28 juni 1769. Hij werd begraven in het presbyterium van het hoge koor, aan de evangelie-kant, nabij de credens. Robiano stond bekend om zijn vrijgevigheid aan de armen. Na zijn dood liet hij dan ook nauwelijks iets na.

Van 1769-1770 was Arnoldus Ignatius Jacobus Costerius als vicaris-generaal plaatsvervanger van de bisschop. Normaal gesproken moest het kapittel nu drie kandidaten voordragen. Maar zelfs zonder voorkennis van het hof van Brussel benoemde keizein Maria Theresia van Oostenrijk pater Kerens, priester van de societeit van Jesus (Jesuït) en rector van het Theresiaans college van Wenen, tot bisschop van Roermond.

Home

Henricus Joannes Kerens (1770-1773)

Henricus Joannes Kerens werd 22 mei 1725 te Maastricht geboren. Hij volgde gymnasiale studies bij de Jesuïten en trad in 1740 al toe tot deze orde in Mechelen. Daar studeerde hij letterkunde en doceerde vervolgens dit vak in Brussel. Hij leidde zijn leerlingen op in de grote en kleine figuur, de grammatica, de syntaxis, de poësis en de rhetorica. Ook gaf hij muziek- en godsdienstlessen. (zie ook: de Latijnse school). In 1749 was hij nog professor in de Rhetorica en stond op het punt om de studie theologie te beginnen. Om de colleges door de oorlog tussen Lodewijk XV en keizerin Maria Theresia te ontlasten werden jonge studenten naar universiteiten buiten Leuven gezonden: negen gingen er naar Wenen, Graz of Tyrnau, twee naar Praag en twee naar Olmütz. Kerens was een van de twee studenten die naar Olmütz werden gestuurd. Daar werd hij priester en studeerde theologie. In 1754 werd hij aangesteld als leraar aan het collegium Theresianum in Wenen (een opleiding voor de jonge adel van Wenen en omstreken), waar hij de Franse taal, de moraalfilosofie en de algemene geschiedenis onderwees. In 1760 werd hij rector van die instelling. Daarna volgde dus de benoeming tot bisschop van Roermond
In 1773 tekenden de eerste tekenen van de antigodsdienstige maatregelen zich af. Het begon met nieuwe regels rond het aannemen van nieuwelingen in kloosterorden. Hiertegen tekende hij samen met collega-bisschoppen bezwaar tegen aan. In dezelfde tijd werd de orde van Jesuïten verboden. Dit vooral op aandringen van adel, maar ook de paus stond hier achter. men meende bewijzen te hebben dat deze orde een wereldwijd netwerk aan het oprichten was waarin de staten te gronde werden gericht vanuit vrijmetselaarsgedachten. (Inmiddels is vrijwel zeker dat een en ander op voornamelijk geruchten berustte en zeker niet wereldwijd speelde.) 29 september 1773 vertrok hij naar Wenen. In november benoemde de keizerin hem daar tot bisschop van Wien Neustadt en tot vicaris apostolicus. Tevens werd hij biechtvader van de keizerin. Toen in 1780 Maria Theresia overleed werd het bisdom Neustadt samen met het kapittel van de domkerk overgebracht naar de abdijkerk van St. Pölten bij Wenen. Hij schijnt in vergelijking met veel voormalige ordegenoten ver mee te zijn gegaan in de Josefinistische ideeën. Toen Keizer Josef in 1790 overleed wilde zijn opvolger Leopold II veel van de maatregelen terug draaien en vroeg advies o.a. aan bisschop Kerens. Op een reis naar Wenen in 1792 werd Kerens ziek en aldaar overleed hij. Hij werd begraven in de domkerk van St. Pölten.

Tijdens de afwezigheid van Kerens in Roermond nam Dispa de functies waar. Toen echter bleek dat Kerens niet meer terug zou keren werd Arnoldus Ignatius Jacobus Costerius als vicarus-generaal tot waarnemer aangesteld.

Home

Philippus Damianus, rijksgraaf van en tot Hoensbroeck (1775-1793)

Damianus werd 24 februari 1724 in Roermond geboren en gedoopt door de toenmalige bisschop Sanguessa. Zijn vader was Frans Arnold Adriaan Johan Philip, markgraaf van en tot Hoensbroeck, graaf van het heilige rijk, baron van Ruynen, Bellinchaven, Haffen en Mehr, heer van Schellebelle en Wanzele, Nieuwkerk, Reurt en Schaephuyzen, Sint Theunisberg, Stenden, Pont, Veert, Wetten, Kapellen, Kevelaer, der voogdij van Gelderland, Swalmen, Asselt, Grubbenvorst enz., geheimraad van staat van zijne keizerlijke en koninklijke majesteit, erfmaarschalk van het hertogdom Gelderland en van het graafschap Zutphen, raad costumier in de souvereine raad van Oostenrijk-Gelderland, hoogdrossard der stad Gelder enz. enz. Zijn moeder Anna Catharina Sophia kwam uit Oostenrijk en was rijksgravin van Schönborn en zus van de kardinaal van Spiers en de vorst-bisschop van Würzburg. Kortom, zijn afkomst loog er niet om. Vader Philippus woonde meestal op een van zijn kastelen: Hillenraedt in Swalmen, Schloß Haag in Geldern, Blyenbeck bij Afferden of het kasteel van Hoensbroek. Al op zevenjarige leeftijd werd de jonge Damianus voorbestemd tot het geestelijke ambt: samen met het vormsel ontving hij de tonsuur. Hij studeerde eerst in Roermond bij de Jesuïten, daarna filosofie in Aschaffenburg. In 1753 werd hij subdiaken en bracht als titel mee zijn hoedanigheid van proost te Emmerich en aartsdiaken van Utrecht. Vervolgens studeerde hij theologie in Rome, en daarna rechten in Leiden. In Spiers werd hij aangesteld tot president van de regering en tot thesauriër van de domkerk. Toen hij tot bisschop van Roermond werd benoemd betreurden in Spiers velen zijn vertrek. In deze plaats werd hij tot bisschop gewijd in 1775.
Van zijn
inhuldiging in Roermond is een mooi verslag bekend, gemaakt door pastoor van Daell.
Gewoonlijk vertoefde hij 's zomers, vanaf april, op kasteel Hillenraedt. 's Morgens kwam hij dan enige uren naar de stad en keerde daarna weer terug naar het landgoed. Zijn broer, graaf Lothar Frans van Hoensbroek vertoefde meestal op Schloss Haag, waar ook de bisschop overnachtte als hij het dekenaat Geldern bezocht. 11 Augustus 1777 vertrok de bisschop naar Middelaar en diende aan liefst meer dan 17000 personen uit de Hollandse missiën het vormsel toe. Daaronder was een grijsaard die net 100 was geworden uit Millingen. Omdat de school van de Jesuïten op last van hogerhand (de orde werd immers in 1772 opgeheven) niet meer door Jesuïten gerund mocht worden besloot de magistraat om de Latijnse school voortaan door leken te laten bedienen. De kerk van de Jesuïten werd vervolgens op last van Damianus in 1777 gesloopt. Damianus was een groot muziekliefhebber: hij richtte de harmonie van Roermond op. Zelf was hij een bekwaam bespeler van de cello.
In de tachtiger jaren kreeg de bisschop te maken met alle nieuwe wetten van keizer Josef II waarbij diverse kloosters gesloten moesten worden. Omdat ook sociaal de onrust toenam ontstond de Brabantse opstand in 1789, die ook door Damianus werd ondertekend. Hij wijdde het vaandel van de Gelderse vrijwilligers en vereerde een kanon aan het patriottische leger. Ook het kapittel van de domkerk schonk een kanon. De patriotten veroverden snel stad na stad, 11 januari werd Josef II vervallen van zijn Belgische rechten verklaard. 20 februari 1790 stierf de keizer. Een jaar later werd zijn opvolger Leopold II toch weer tot nieuwe landsheer erkend. Maar 16 december 1792 verliet Damianus Roermond, op de vlucht voor de Fransen van de revolutie. Begin 1793 werden dezen weer verjaagd, maar Damianus stierf nog voor ze goed en wel het land verlaten hadden. Omdat door de nieuwe wetgeving geen lijken meer in een kerk begraven mochten worden besloot men om de bisschop in Venlo, welk Hollands was, te begraven. Hij werd in de parochiekerk begraven vlak bij zijn 16-jarige nichtje die daar ook haar laatste rustplaats had gevonden.

Tot 1794 was de bisschopszetel weer vacant en werd waargenomen door Marcellus Albertus Syben, vicaris-generaal. Deze had nog steeds te maken met barre oorlogsomstandigheden. De Fransen naderden ten tweede male.

Home

Joannes Baptista baron van Velde de Melroy (1794-1801)

Hij werd 1743 geboren te Brussel. In Leuven studeerde hij filosofie en rechtsgeleerdheid. Hoewel hij als landsadvocaat was toegelaten verliet hij dit ambt snel om geestelijke te worden. 1769 werd hij priester gewijd. In 1782 werd hij benoemd tot proost van de Mechelse kathedraal. Toen de Fransen de stad binnenvielen vluchtte hij naar Roermond en daarna naar Düsseldorf. Enige maanden na zijn terugkeer werd hij tot bisschop van Roermond benoemd. Toen hij 24 juni 1794 Mechelen wilde verlaten om de bisschopszetel in ontvangst te nemen kreeg hij gelijk alweer met de Franse legers te maken. 22 juli al moest hij de bisschopsstad ontvluchten om er nooit meer terug te keren. Hij begaf zich naar dat deel van zijn bisdom welk onder de Pruisische regering stond. Vandaaruit probeerde hij de achtergebleven geestelijken een hart onder de riem te steken en ontried iedereen ten stelligste om de getrouwheid aan de Republiek te zweren. Van 1795-1797 vertoefde hij te Münster, daarna in Emmerich welk onder Kleef viel. Daar ontmoette hij ook de gevluchte aartsbisschop van Mechelen. Toen in 1801 de paus een concordaat met Napoleon sloot leken betere tijden aangebroken. Echter niet veel later werd het bericht bekend gemaakt dat het bisdom Roermond werd opgeheven en dat het grootste deel ondergebracht werd bij het bisdom Luik. Bisschop van Velde bezat toen nog slechts 53 parochies, namelijk het deel dat bij Nederland hoorde. Hij vestigde zijn zetel in Grave.

Home

 

 Ziet u slechts 1 pagina?
klik hier voor de volledige website
"Voorouders uit Midden-Limburg"